Vroeger of later heeft iedereen zorg nodig. En in een vergrijzende samenleving zal de vraag daarnaar toenemen. Het probleem is bekend, maar de oplossing is niet eenvoudig. Tot nog toe worden vooral gebruikelijke middelen ingezet, zoals publiekscampagnes om meer mensen te interesseren voor een baan in de zorg. Corona schudde ons echt wakker. De grenzen van de mogelijkheden waren snel bereikt en zelfs toen geld het probleem niet bleek te zijn, stonden we met de rug tegen de muur, omdat er niet genoeg mensen beschikbaar waren.
Dit is nog maar een voorbode van wat ons in de komende jaren te wachten staat. De WRR berekende dat momenteel een zevende deel van de beroepsbevolking in de sector zorg en welzijn actief is. Bij ongewijzigd beleid zou dat in de komende 15 jaar moeten groeien naar een derde. Onderstaande overzicht illustreert het de verandering in de bevolkingsopbouw goed.
In 2007 was de verhouding tussen 65-plusser en mensen in de arbeidsmarkt 1:8, in 2037 zal dat 1:4 zijn. Je hoeft echt geen statisticus te zijn om te begrijpen dat dit vraagt om een andere oplossing dan alleen maar proberen om meer jongeren te interesseren voor een baan in de zorg. Er moet echt heel veel meer gebeuren, waarvoor een brede maatschappelijke investering nodig is.
Op diverse plaatsen is onderzocht aan welke knoppen we kunnen draaien. Natuurlijk hoort daar opleiden en arbeidsmarktstrategie bij. Maar we kunnen ook niet voorbij aan het opnieuw leren voor elkaar te zorgen, het gebruik van digitale gezondheidszorg en het terugbrengen van het beroep dat op professionele hulpverleners wordt gedaan. Een treffend voorbeeld. In Nederland komt bijna 10% van de kinderen en jongeren onder 18 jaar in aanraking met jeugdzorg. Stel je dat eens voor als je op straat om je heen kijkt. 1 op de 10 kinderen kan niet opgroeien en opgevoed worden zonder dat daarbij professionele hulp nodig is. En dat terwijl Nederland als een van de weinige landen beschikt over een goed geïnstitutionaliseerde jeugdgezondheidzorg, vaak bekend als het consultatiebureau. We kunnen dit als samenleving niet volhouden, het gaat met de beschikbare mensen niet meer lukken. We moeten veranderen, we kunnen niet anders.
We moeten dus op vele borden schaken. Vanuit het onderwijs willen wij een voorstel neerleggen dat onzes inziens goed uitvoerbaar is en snel kan bijdragen aan in ieder geval een deel van de oplossing. We nemen als voorbeeld de nog vers in het geheugen liggende coronacrisis en de onmogelijkheid om de IC-capaciteit op te schalen. We hoorden in de media dat het onmogelijk bleek om snel voldoende IC-verpleegkundigen op te leiden. En dat klopt in de huidige situatie, de opleiding duurt anderhalf jaar en moet ook nog eens begeleid en uitgevoerd worden in een omgeving die onder (te) grote druk staat.
Toch denken wij dat er een oplossingen bestaan, maar die vergen dat instituties over hun eigen belangen en schaduw heen durven te springen. We hebben onderzocht hoeveel verschillen er nu eigenlijk zijn tussen opgeleide IC-verpleegkundigen en opgeleide anesthesiemedewerkers. We kwamen tot de conclusie dat die verschillen verrassend kleiner zijn dan vaak geroepen wordt. We stelden vast dat met een half jaar intensief onderwijs een anesthesiemedewerker gekwalificeerd kan worden als volwaardig IC-verpleegkundige. En daarmee dus ook de beroepstitel verpleegkundigen zou mogen voeren.
Tevens zien wij de mogelijkheid om een deel van de opleiding tot intensivecare-verpleegkundige, de Basis Acute Zorg, aan de HBO-V toe te voegen voor de student die een hoge affiniteit heeft voor de acute zorg. Het verkort de opleidingstijd tot intensivecare-verpleegkundige én het stimuleert de student om zich te gaan specialiseren na het behalen van de HBO-V-diploma. Ook zou het mogelijk moeten zijn dat de MBO-verpleegkundige die een verpleegkundige vervolgopleiding acute zorg gaat volgen kan uitstromen met een diploma van de specialisatie én een HBO-V diploma. Maar zoals we al opmerkten, dit vraagt nogal wat: beroepsverenigingen, opleiders, toezichthouders en ministeries moeten naar het algemeen belang van samenleving en zorg durven kijken, in plaats van naar de toepassing van hun kaders, die in de oude werkelijkheid zijn opgesteld.
Bovenstaande is een actueel voorbeeld, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden. Vaak horen we dat mensen die op jonge leeftijd een beroepskeuze moesten maken, op latere leeftijd graag in de zorg zouden willen werken. Maar als je 40 bent, heb je vaak wel een gezin te onderhouden of een hypotheekverplichting. Dan kun je het je niet permitteren om vier jaar in de schoolbanken te gaan zitten. Ook hiervoor zijn oplossingen beschikbaar die het mogelijk maken om in twee in plaats van in vier jaar opgeleid te worden tot verzorgende of verpleegkundige. Nieuwe deels digitale didactische mogelijkheden zijn ontwikkeld en liggen klaar, maar worden niet erkend. Zo mist de samenleving een machtig potentieel aan mensen, die graag willen, maar niet door de systeembarrières heen kunnen komen.
Kortom, we weten dat het kan, we weten dat het moet. Maar wie durft de knuppel in het hoenderhok te gooien of, nog liever, de handschoen op te pakken?
Marlies Bakker
Klaus Boonstra