Soms komen bijzondere maar al bijna vergeten ervaringen terug als daar een aanleiding voor is. Mij overkwam dat naar aanleiding van het lopende gesprek over burgerparticipatie. Lezers van mijn bijdragen weten dat dit onderwerp mij na aan het hart ligt. Ik ben ervan overtuigd dat de oplossing van het op ons af stormende arbeidsmarktprobleem in de zorg alleen op te lossen is door heel fundamenteel anders met elkaar om te willen (en durven) gaan. Essentieel is hierbij dat degene die tot nog toe vooral als object van zorg functioneerde, de burger, patiënt, cliënt, zorgvrager, als gelijkwaardig partner aan het gesprek deelneemt.
Jaren geleden spraken we hier eens over in het kader van de werkzaamheden van de commissie innovatie zorgberoepen en opleidingen. Tijdens een bijeenkomst met de nationale denktank sprak een toenmalige minister in zwaar politieke termen over burgerparticipatie. Hierbij werd, uiteraard zou ik bijna zeggen, gesproken vanuit het politieke en professionele standpunt. Kenmerkend aan deze benadering is de vanzelfsprekendheid dat de zorg van de professional is en dat de burger mag aanschuiven aan die tafel. Let op, ik doel niet op de intentie achter het spreken over burgerparticipatie, die is prima en moet volop gesteund worden.
Een van de aanwezige studenten maakte de mijns inziens briljante opmerking dat als je het principe achter burgerparticipatie serieus neemt, je dan eigenlijk over overheidsparticipatie zou moeten spreken. In haar woorden: “De overheid mag blij zijn dat ze zich met mijn leven mag bemoeien”.
De confrontatie met het dominante denken over zorg en samenleving is heel scherp. Durf het eens in je te laten omgaan!